Kunstwerk: Honoré d'O, Shouting is breathing, 2006
Literaire maker: Margot Timmermans
Whispering is rustling: Fluisteren is ruisen
Het was zo simpel. Jarenlang liep er vanuit mijn raam naar het raam van de overbuurvrouw een wasdraad. Ik schatte haar 30 op het moment dat de draad er kwam. We zagen elkaar nooit en ontweken elkaars blik. De draad hing en het was goed zo. Ik had nog weinig contact met mensen maar dit was anders - functioneel haast en afgebakend door de ruimte tussen haar raam en het mijne. Ik leerde haar stijl kennen: meestal waren het kledingstukken in vale effen kleuren, comfortabele onderbroeken en zelfgebreide truien die ze over de draad te drogen hing. Ze had vaste wasmomenten, neen, ze was niet het avontuurlijke type. Als een mak schaapje stelde ik mijn leven op het hare af. Het was geïsoleerd en eenzaam, de wereld was me door de jaren heen minder en minder gaan interesseren. Maar de was op de wasdraad kwam steeds terug en haar aanwezigheid in mijn leven was betrouwbaar. Geen van ons beiden had de ambitie koorddanser te worden en de ruimte tussen ons te overbruggen. Deze vrouw die ik eigenlijk niet kende gaf mijn leven weer een ritme - als een kind dat me wekte omdat het honger had en daarna weer in slaap viel. Een herhaling die vanzelfsprekend leek.
Op een dag zag ik kleren waarvan ik wist dat ze niet de hare waren. Er hingen lange witte sokken, een geruit hemd en een spijkerbroek over de draad. Ze week af van haar vaste wasdagen. Het ritme van de dagen voelde gehaaster aan. Haar ritme gooide ook het mijne om. Ik weigerde me aan te passen en wilde tonen dat ik me zou houden aan hoe we het gewend waren. Zo gebeurde het dat onze kleren samen op de draad hingen. Wat we zo vermeden, leek opeens de normaalste zaak van de wereld. Ik zag hoe de armen van onze truien door de wind in elkaar verstrengeld raakten.
Ik had het niet zien aankomen. Het was 9 maanden later dat ik zag dat er naast de vrouwenkleren en witte sokken en het geruite hemd ook mini sokjes te drogen hingen, slabbers en gewassen luiers. Bungelend onder de eerste lentezon luidde zich een nieuw tijdperk in. Ik, die dacht dat ik uit het wasgoed alles zou kunnen afleiden, wist niet dat er zich aan de overkant een nieuw leven aan het vormen was. Daar werd een nieuw verhaal geschreven en hier stond de tijd stil. Hier zouden de ramen nooit meer barsten door het gekrijs van een nieuw leven. Hier is elke dag hetzelfde en geen enkele zoals het hoort. Hier aan deze kant van de wasdraad ligt een leegte die de dagen dicteert. Ik krijg het zout niet uit mijn kleren gewassen. Ik heb mijn best gedaan maar ik kreeg de dood niet teruggedraaid. Ik heb alles geprobeerd: gewenst dat de navelstreng nooit werd doorgeknipt, geloofd in het hiernamaals en mezelf in slaap proberen zingen. Hier galmt geen stem meer door de babyfoon. Hier is het stil.
Uren bleef ik daar staan, bij het raam, starend naar de babykleren. Ik had alles in de hand gehad. Ik had alles onder controle - tot op dit moment. Het contact via de wasdraad was draaglijk geweest. Maar hoe had ik dit kunnen toelaten. Hoe was ze zo dichtbij gekomen? Ik had de draad willen doorknippen. Al die jaren in verstilling maakte plaats voor een nieuwe stem. Wat zo lang gecontroleerd was ging spreken.
Ben je niet kwaad? Klopt de woede niet onder je nagels? Zoeken je handen dan niets om zich op af te reageren? Loop je niet rood aan? Tot de stoom uit je oren blaast en het vuur op je tong ligt? De hete lucht blaren maakt. Knip de draad door, knip de draad door. Loop je niet ongedurig in het rond als op hete kolen omdat de stilte zou betekenen dat je je overgeeft, machteloos aan het lot, aan de leegte. Knip de draad door, knip de draad door. Jij bent de architect van de leegte. Ben je niet blij met je werk? Jij gooide de kleertjes weg alsof er geen plek was in dit huis om het verleden te dragen. Knip de draad door, knip de draad door. Jij stopte met spreken omdat er geen waardige vertaling is voor wat er gebeurde. Knip de draad door, knip de draad door. Jij bent het die jezelf deed verdwijnen. Je leeft in een storing en je stem vindt geen frequentie. Hoe komt het dat je stembanden niet zijn gaan loeien als sirenes? Waarom maakte je van dit huis een gevangenis en van jezelf een veroordeelde.
Maar ik zei niets, stond daar met mijn handen steunend op het raamkozijn. Houvast zoekend. Dit is de werkelijkheid, dit raam bestaat, het leven is echt, de dood ook.
Ik heb de babyfoon die ik nog had liggen, aan de wasdraad opgehangen. De volgende dag was hij weg.
Vanaf dan luisterde ik ‘s avonds voor het slapengaan mee naar het avondritueel. Er sloop opnieuw geluid het lege huis in. De kinderkreetjes, het sussen, het fluisteren van het slaapritueel.